
Jurisprudentie
BG3853
Datum uitspraak2008-11-11
Datum gepubliceerd2008-11-12
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHerziening
Instantie naamHoge Raad
Zaaknummers08/01789 Hs
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-11-12
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHerziening
Instantie naamHoge Raad
Zaaknummers08/01789 Hs
Statusgepubliceerd
Indicatie
Herziening. Geurproef. 1. Voor het bewijs van feit 1 is tevens het resultaat gebezigd van de desbetreffende geuridentificatieproef. I.c. moet het ervoor worden gehouden dat het Hof ook zonder de uitkomst van deze onregelmatige geuridentificatieproef uit het andere bewijsmateriaal – i.h.b. de herkenning van aanvrager door de getuige – met voldoende mate van aannemelijkheid zou hebben afgeleid dat aanvrager het feit heeft gepleegd. Dit betekent dat het onder art. 457.1.2 Sv bedoelde geval zich t.a.v. dit feit niet voordoet, zodat in zoverre geen sprake is van een ernstig vermoeden dat het Hof aanvrager van dat feit zou hebben vrijgesproken. 2. M.b.t. het bewijs van feit 2 t/m 6 is aannemelijk dat het Hof telkens in belangrijke mate aan de desbetreffende resultaten van de geuridentificatieproeven heeft ontleend dat aanvrager in verband moet worden gebracht met deze strafbare feiten. I.c. moet het daarom ervoor worden gehouden dat het Hof zonder de uitkomsten van de geuridentificatieproeven niet zou hebben geoordeeld dat het overige gebezigde bewijsmateriaal elkaar zodanig verstrekt, dat daaruit de betrokkenheid van aanvrager bij die inbraken met voldoende mate van aannemelijkheid volgt. Dit betekent dat het onder art. 457.1.2 Sv bedoelde geval zich t.a.v. deze feiten voordoet, zodat in zoverre sprake is van een ernstig vermoeden dat het Hof aanvrager van die feiten zou hebben vrijgesproken.
Conclusie anoniem
Nr. 08/01789Hs
Zitting: 9 september 2008
Mr. Vellinga
Conclusie inzake:
[aanvrager]
1. Namens [aanvrager] heeft mr. W.J.W.K. Suijkerbuijk, advocaat te Terneuzen, een aanvraag tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 7 mei 2004 ingediend. Bij dat arrest is aanvrager wegens 1, 2 en 6 telkens opleverende "diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en inklimming", 3 "poging tot: diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en verbreking", 4 "poging tot: diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en inklimming" en 5 "poging tot: diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en inklimming" veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met verbeurdverklaring als in het arrest omschreven.
Voorts heeft het Hof de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen en aan de aanvrager betalingsverplichtingen opgelegd, een en ander zoals in het arrest omschreven.
2. Volgens de aanvraag zou het onderzoek van de zaak niet hebben geleid tot de veroordeling van de aanvrager wegens de bewezenverklaarde feiten, indien het Hof destijds bekend zou zijn geweest met het feit dat zogenoemde geuridentificatieproeven, waarvan het Hof de uitkomsten voor het bewijs heeft gebezigd, niet overeenkomstig de daarvoor geldende regels zijn uitgevoerd. Het gestelde gebrek zou steeds daarin hebben bestaan dat de geurproeven niet zijn uitgevoerd met inachtneming van het voorschrift dat de hondengeleider bij het uitvoeren van de geuridentificatieproef, in strijd met het protocol, vooraf op de hoogte was van de sorteervolgorde van de geurbuisjes.(1)
3. Ten bewijze van deze stelling is aan de aanvraag gehecht een brief van het Arrondissementsparket Zutphen aan de aanvrager, welke kort gezegd inhoudt dat naar aanleiding van een tweetal arresten van het Gerechtshof te Leeuwarden het College van procureurs-generaal heeft besloten dat de resultaten van geurproeven die zijn uitgevoerd in de periode van september 1997 tot en met maart 2006 door de oefengroep Noord- en Oost Gelderland onvoldoende betrouwbaar zijn om als bewijs in strafzaken te gebruiken en dat dit ook geldt voor de zaak van aanvrager. Derhalve zou zich een omstandigheid hebben voorgedaan die bij het onderzoek ter terechtzitting de rechter niet is gebleken en die op zichzelf of in verband met vroeger geleverde bewijzen met de uitspraak niet bestaanbaar schijnt in dier voege dat het ernstig vermoeden ontstaat dat ware zij bekend geweest, het onderzoek zou hebben geleid tot vrijspraak van de tenlastegelegde feiten (art. 457 lid 1 onder 2 Sv).
4. De Hoge Raad heeft recent beslist op meerdere op vergelijkbare brieven gegronde herzieningsaanvragen. In die arresten is tot uitgangspunt genomen dat in de gevallen waarin in de periode van september 1997 tot en met maart 2006 een geuridentificatieproef door de geurhondendienst Noord- en Oost-Gelderland in de desbetreffende strafzaak is uitgevoerd, dit onderzoek - behoudens concrete aanwijzingen van het tegendeel - moet worden geacht te hebben plaatsgevonden in strijd met het voorschrift dat de hondengeleider de volgorde van de geurdragers niet kent. Dit brengt mee dat ervan moet worden uitgegaan dat het resultaat van die geuridentificatieproef in die gevallen niet als voldoende betrouwbaar kan gelden en dat aldus moet worden aangenomen dat het resultaat van de geuridentificatieproef niet zou zijn gebruikt voor het bewijs indien de rechter met de opgetreden onregelmatigheid bekend was geweest. Ingeval het resultaat van een onregelmatige geuridentificatieproef voor het bewijs van het desbetreffende tenlastegelegde feit is gebezigd en het niet aannemelijk is dat zonder deze uitkomst van de geuridentificatieproef de feitenrechter op grond van het beschikbare bewijsmateriaal tot een bewezenverklaring zou zijn gekomen, levert dat een ernstig vermoeden op dat de rechter de aanvrager terzake zou hebben vrijgesproken.(2) Ook in de onderhavige zaak zal dus moeten worden nagegaan of de aan de diverse bewezenverklaringen ten grondslag gelegde bewijsconstructies zonder het resultaat van de diverse geurproeven overeind kunnen blijven.
5. Ten laste van de aanvrager is in het arrest waarvan herziening wordt verzocht bewezenverklaard dat:
"1.
hij op 29 oktober 2002 te Gaanderen, gemeente Doetinchem, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een kerk(gebouw) heeft weggenomen een koektrommel, toebehorende aan de Protestantse kerkgemeente, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en inklimming;
2.
hij op een tijdstip in de periode van 24 oktober 2002 tot en met 25 oktober 2002 in de gemeente Zelhem met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een kerk(gebouw) heeft weggenomen een hoeveelheid geld, toebehorende aan de Hervormde Gereformeerde Federatie, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en inklimming;
3.
hij op een tijdstip in de periode van 11 november 2002 tot en met 13 november 2002 te Wilsum, gemeente Kampen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een kerk(gebouw) weg te nemen een hoeveelheid geld en/of goederen, toebehorende aan de Gereformeerde kerk, en zich, daarbij de toegang tot de plaats des misdrijfs te verschaffen en die/dat weg te nemen goederen en/of geld onder zijn bereik te brengen door middel van braak en verbreking, van die kerk een raam heeft vernield en twee kasten heeft opengebroken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4
hij op een tijdstip in de periode van 11 november 2002 tot en met 12 november 2002 te Wilsum, gemeente Kampen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijk toeëigening uit een kerk(gebouw) weg te nemen een hoeveelheid geld en/of goederen, toebehorende aan de Hervormde kerkvoogdij, en zich daarbij de toegang tot de plaats des misdrijfs te verschaffen en/of die/at weg te nemen goederen en/of geld onder zijn bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, van die kerk een raam heeft ingeslagen, althans vernield en/of een vitrinekastje heeft opengebroken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
5.
hij op een tijdstip in de periode van 11 november 2002 tot en met 12 november 2002 in de gemeente Kampen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijk toeëigening uit een kerk(gebouw) weg te nemen een hoeveelheid geld en/of goederen, toebehorende aan de Bovenkerk, en zich daarbij de toegang tot de plaats des misdrijfs te verschaffen en die/dat weg te nemen goederen en/of geld onder zijn bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, van die kerk een raam met een baksteen heeft vernield, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
6.
hij op een tijdstip in de periode van 14 november 2002 tot en met 15 november 2002 te Veessen, gemeente Heerde, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een kerk(gebouw) heeft weggenomen een hoeveelheid geld en drie tinnen schaaltjes en twee zilveren bokalen, toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdacht zich daarbij de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming".
6. Het arrest waarvan herziening wordt verzocht houdt, voor zover hier van belang, het volgende in:
"Bewijsoverweging
Het hof overweegt met betrekking tot de bewijsmiddelen dat deze elkaar onderling versterken (kettingbewijs), in het bijzonder om de volgende redenen.
Het betreffen telkens (pogingen tot) inbraken in kerken of in een bij die kerken behorend gedeelte en wel binnen een (kort) tijdsbestek, te weten ongeveer 22 dagen, en geconcentreerd in een beperkt geografisch gebied. Ten aanzien van het tenlastegelegde onder 2. tot en met 6. zijn sterke aanwijzingen dat verdachte ten tijde van het plegen van de feiten ter plaatse is geweest. In deze gevallen zijn door de politie geuridentificatieproeven gehouden waarbij geconstateerd is, dat door drie verschillende honden, op vijf verschillende plaatsen -met vijf verschillende zogenaamde 'uitgangspunten'- telkens een geurovereenkomst met de door de verdachte vastgehouden geurdrager, werd waargenomen.
Het hof acht het zeer onwaarschijnlijk - ondanks de mogelijke tekortkomingen, waarop de verdediging duidt, die aan een geuridentificatieproef op zich zouden kunnen kleven(3) - dat de bedoelde geurovereenkomsten bij louter toeval tot stand zijn gekomen.
Bij de feiten 2, 3 en 6 zijn bovendien telkens dezelfde schoensporen aangetroffen welke grote gelijkenis vertonen met de bij verdachte, direct na zijn aanhouding, in zijn woning aangetroffen sportschoenen.
Daar doet niet aan af dat de sporencoördinator in zijn conclusie ten aanzien van het vergelijkend schoenspooronderzoek, (slechts) op grond van de hem dan ter beschikking staande schoenen, folies en gipsafvormingen van schoenindruksporen, bij gebrek aan voor identificatie geschikte kenmerken niet kan vaststellen dat de sporen daadwerkelijk door de bedoelde schoenen zijn veroorzaakt.
Ten aanzien van feit 1. geldt dat verdachte door een getuige stellig als de dader van de inbraak in de betreffende kerk te Gaanderen is herkend.
Voorts zijn, zoals blijkt uit de aangiften bij de feiten 2. tot en met 6., telkens in de respectieve kerken bijbels verplaatst en/of opengelegd, hetgeen voor deze feiten op een zelfde dader lijkt te duiden."
7. De aanvulling op het verkorte arrest houdt het volgende in:
"Ten aanzien van het onder 1 telastegelegde
1 Het proces-verbaal van aangifte (dossierpagina 56), mutatienr. PL0641/02-325142, in de wettelijke vorm opgemaakt, gesloten en ondertekend op 30 oktober 2002 door [verbalisant 6], brigadier van politie Team Doetinchem, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 1], namens de Protestantse Gemeente te Gaanderen, zakelijk weergegeven:
Ik ben als kosteres werkzaam bij de Protestantse kerkgemeente te Gaanderen.
Op 29 oktober 2002 werd ik al vroeg door de dominee gewekt met de mededeling dat er was ingebroken. Na inventarisatie is mij gebleken dat een zwart met bloemmotief versierde koekjestrommel is weggenomen.
Het weggenomen goed behoort de benadeelde, namens wie ik gemachtigd ben, geheel in eigendom toe. Niemand had het recht of de toestemming het goed weg te nemen, noch om zich dit toe te eigenen door middel van braak.
(Uit de gids voor de rechtelijke macht blijkt dat Gaanderen is gelegen in de gemeente Doetinchem)
2. Het proces-verbaal van verhoor (dossierpagina 67), mutatienr. PL0641/02-325142, in de wettelijke vorm opgemaakt, gesloten en ondertekend op 29 oktober 2002 door [verbalisant 7] en [verbalisant 8] van politie Team Zutphen, voor zover inhoudende als verklaring van [getuige 1], zakelijk weergegeven:
Op 29 oktober 2002 hoorde ik twee doffe klappen en glasgerinkel. Ik maakte daaruit op dat het bij de Protestantse kerk, gelegen aan de Hoofdstraat 62 te Gaanderen, vandaan kwam. Deze kerk staat tegenover mijn woning. Ik zag dat het licht van de pastorie brandde. Ik hoorde dat er veel lawaai gemaakt werd in de pastorie. Ik zag dat een man vanachter de kerk kwam. Deze man was op een fiets en ik zag dat hij wegfietste. Na ongeveer tien minuten zag ik dat de man die was weggefietst weer terugging naar de kerk. Ik heb de politie erop geattendeerd dat de man nog in de buurt moest zijn. Ik kan deze man herkennen. Ik zal u een signalement geven van de man:
-blanke huidskleur
-stoppelbaard en snor 1.75- 1.85 m lang 25- 35 jaar
-stevig postuur
-donker kort golvend haar
-zwart leren jas, kort model spijkerbroek
3. Het proces-verbaal betreffende fotoconfrontatie (dossierpagina 69), mutatienr. PL0641/02-325142, in de wettelijke vorm opgemaakt, gesloten en ondertekend op 26 november 2002 door [verbalisant 1], van politie Team Recherche, District Achterhoek, voor zover inhoudende als relaas van bevindingen en verrichtingen van de verbalisant voornoemd, zakelijk weergegeven:
Door personeel van het Districtelijk Informatie Knooppunt (DIK) van het politiedistrict Achterhoek is een fotoconfrontatieset samengesteld. Deze fotoset is voorzien van het nummer 325142 en bevat foto's van personen genummerd 1 t/m 8. Bij deze fotoset hoort een fotoconfrontatielijst, met daarop de nummers alsmede de bijbehorende namen van de personen op deze A fotoset. Op 23 november 2002, heb ik, verbalisant, deze fotoconfrontatie getoond aan getuige [getuige 1]. Nadat getuige [getuige 1] de fotoset ongeveer 3 seconden voor zich had, werd door haar de persoon op foto nr. 4 van de samengestelde set herkend als zijnde de persoon, waarover zij in haar verklaring had gesproken.
Getuige verklaarde mij vervolgens, dat zij de door haar aangewezen persoon op fotonummer 4 van deze set, duidelijk te herkennen aan zijn onnozele gezichtsuitdrukking en de vorm van zijn gelaat. Getuige verklaarde er vrijwel zeker van te zijn dat dit de persoon was waarover zij in haar verklaring had gesproken.
Bij informatie bij het DIK, bleek de persoon weergegeven op nr. 4 van de fotoconfrontatieset te zijn [aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2002.
4. Het proces-verbaal betreffende veiligstellen van sorteermateriaal (dossierpagina 74), mutatienr. PL0641/02-325142, in de wettelijke vorm opgemaakt, gesloten en ondertekend op 29 oktober 2002 door [verbalisant 9], van politie Team Doetinchem, voor zover inhoudende als relaas van bevindingen en verrichtingen van de verbalisant voornoemd, zakelijk weergegeven:
Op 29 oktober 2002, heb ik, [verbalisant 9] een onderzoek ingesteld te Gaanderen, Hoofdstraat 62, naar aanleiding van een melding van diefstal van goederen op 29 oktober 2002.
Tijdens dit onderzoek heb ik een trui, kleur licht bruin, aangetroffen in perceel Hoofdstraat 62 te Gaanderen op 29 oktober 2002 te 06.00 uur, op de voorgeschreven wijze veiliggesteld in plastic. De verpakking van deze goederen voorzag ik van de noodzakelijke gegevens.
Tijdens dit onderzoek heb ik op de voorgeschreven wijze geurdoeken aangebracht op de aangetroffen trui.
Ik stelde de geurdoeken veilig in een glazen pot, welke ik met een schroefdeksel afsloot. Ik voorzag de pot van de noodzakelijke gegevens.
5. Het proces-verbaal betreffende uitvoeren geuridentificatieproef (dossierpagina 70-72), procesverbaalnr. 24.12.02.10.4.JANSCH, in de wettelijke vorm opgemaakt, gesloten en ondertekend op 24 december 2002 door [verbalisant 2] en [verbalisant 3], werkzaam bij de technische recherche van regiopolitie Noord en Oost Gelderland, voor zover inhoudende als relaas van bevindingen en verrichtingen van de verbalisanten voornoemd, of een van hen, zakelijk weergegeven:
Betreft: uitvoeren geuridentificatieproef, inzake diefstal overige goederen, gepleegd te Gaanderen, Hoofdstraat 62, op 29 oktober 2002
Controle voorwerp : plastic strip
Corpus delicti : Geurmonster trui, veiliggesteld op 29 oktober 2002 door [verbalisant 9], diensthondgeleider district Achterhoek.
Op 24 december 2002, omstreeks 10.45 uur, werd door mij, [verbalisant 2], speurhondengeleider, tevens brigadier van politie, werkzaam bij de technische recherche van de regiopolitie Noord en Oost Gelderland, een geuridentificatieproef uitgevoerd met de speurhond Max. Gezien het gedrag en de werkwijze van Max bleek mij, [verbalisant 2], dat Max geurovereenkomst waarnam tussen, het corpus delicti (geurmonster trui), en de geurdragers welke waren vastgehouden door de verdachte:
[aanvrager], geboren op [geboortedatum] 1968 te [geboorteplaats].
De geuridentificatieproef is uitgevoerd volgens de voorschriften, genoemd in supplement 2 van het Keuringsregelement Politiespeurhond menselijke geur (sept 1997).
Ten aanzien van het onder 2 telasteqelegde
6. Het op ambtseed door [verbalisant 10], brigadier van politie Noord- en Oost Gelderland, opgemaakt proces-verbaal van 25 oktober 2002, houdt in:
als verklaring van [getuige 2] (bladzijde 94) - zakelijk weergegeven -:
Tussen 24 oktober 2002 te 20.00 uur en 25 oktober 2002 te 11 .00 uur is er ingebroken in de kerk aan de Markt 2 te Zelhem. Via een opengebroken glas in lood raam is men binnen kunnen komen. Er zijn vier aan de muur bevestigde zendings- en collectebussen en een losstaande bis opengebroken. Het daarin aanwezige geld is weggenomen. Ook zijn twee niet afgesloten kasten geopend. Het witte gladde doosje dat op de vloer in de torenkamer ligt, is daar door de dader(s) achtergelaten. Het weggenomen goed behoort toe aan de Hervormde Gereformeerde Federatie te Zelhem. Niemand had het recht of de toestemming de goederen weg te nemen, noch om zich deze toe te eigen.
7. Het op ambtseed door [verbalisant 11], technisch rechercheur van politie Noord- en Oost Gelderland, opgemaakt proces-verbaal van 26 oktober 2002, houdt in als relaas van verbalisant (bladzijde 102) -zakelijk weergegeven -:
Aan de achterzijde van de kerk werd het glas in lood raam eruit gebroken. Door het ontstane gat van circa 60 x 70 cm kon naar binnen geklommen worden.
In de kerk zijn vijf collectebussen geforceerd geopend en werd het geld eruit weggenomen. De afdekplaat van de statenbijbel werd op de grond gelegd. De bijbel werd op de kansel geopend.
In de consistoriekamer werd een deur waarachter zich de stalen kluis ter grootte van ca 1 bij 2 meter bevond opengebroken. Op deze kluis zijn geen braaksporen aangetroffen.
Een kleine bruine niet afgesloten kast werd geopend, doch er werd niet gepoogd de zich hierin bevindende kluis te openen.
8. Het proces-verbaal betreffende veiligstellen van sorteermateriaal (dossierpagina 101), mutatienr. PL0647/02-322780, op ambtseed opgemaakt, gesloten en ondertekend op 26 oktober 2002 door [verbalisant 11], technisch rechercheur van politie Noord- en Oost Gelderland, voor zover inhoudende als relaas van bevindingen en verrichtingen van de verbalisant voornoemd, zakelijk weergegeven:
Op 25 oktober 2002, heb ik een onderzoek ingesteld in een kerkgebouw te Zeihem, Markt 2, naar aanleiding van een melding van diefstal tussen 24 oktober 2002 te 20.00 uur en 25 oktober 2002 te 11.00 uur.
Tijdens dit onderzoek heb ik de volgende goederen de voorgeschreven wijze veiliggesteld in glas, te weten: twee loodstrippen, afkomstig uit het inklimraam (glas in lood) en een minihangslotje, afkomstig van een collectebus.
De verpakking van deze goederen werd verzegeld en voorzien van de noodzakelijke gegevens.
9. Het proces-verbaal betreffende uitvoeren geuridentificatieproef (dossierpagina 98-99), proces-verbaalnr. 27.12.02.11.00.JACSMI in de wettelijke vorm opgemaakt, gesloten en ondertekend op 27 december 2002 door [verbalisant 12], [verbalisant 2] en [verbalisant 3], werkzaam bij de technische recherche van regiopolitie Noord en Oost Gelderland, voor zover inhoudende als relaas van bevindingen en verrichtingen van de verbalisanten voornoemd, of een van hen, zakelijk weergegeven:
Betreft: uitvoeren geuridentificatieproef, inzake inbraak kerk gepleegd te Zelhem, Markt 2, op 24/25 oktober 2002
Controle voorwerp: geurdoek
Corpus delicti : twee loodstrippen en mini-hangslotje, veiliggesteld op 25 oktober 2002 door [verbalisant 11], technisch rechercheur te Noord- en Oost Gelderland.
Op 27 december 2002, omstreeks 11.00 uur, werd door mij, [verbalisant 12], speurhondengeleider, tevens brigadier van politie, werkzaam bij de technische recherche van de regiopolitie Twente, een geuridentificatieproef uitgevoerd met de speurhond Rex.
Gezien het gedrag en de werkwijze van Rex bleek mij, [verbalisant 12], dat Rex geurovereenkomst waarnam tussen, het corpus delicti (twee Ioodstrippen en mini-hangslotje), en de geurdragers welke waren vastgehouden door de verdachte: [aanvrager], geboren op [geboortedatum] 1968 te [geboorteplaats].
De geuridentificatieproef is uitgevoerd volgens de voorschriften, genoemd in supplement 2 van het Keuringsregelement Politiespeurhond menselijke geur (sept 1997).
Ten aanzien van het onder 3 telastegelegde
10. Het in de wettelijke vorm door [verbalisant 13] en [verbalisant 14], beiden agent van politie regio lJsselland, opgemaakt proces-verbaal van 13 november 2002, houdt in:
als verklaring van [betrokkene 2] (bladzijde 106) - zakelijk weergegeven -:
Ik ben pastor van de gereformeerde kerk te Wilsum. Ik doe aangifte van inbraak gepleegd in de kerk aan de Dorpsweg te Wilsum tussen 11 november 2002 te 22.10 uur en 13 november 2002 te 17.30 uur.
Ik zag dat een raam in de keuken aan de achterzijde van het gebouw kapot was. Ik zag dat de statenbijbel in de consistorie op een tafel lag. Deze bijbel ligt normaliter op de kansel. Ik zag dat er ook geforceerde collectebussen op de tafel stonden en dat er kerkmunten op de tafel lagen. Uit het kerkgedeelte bleken er twee collectebussen van de plaats gehaald te zijn. Deze beide b[u]ssen zijn naar de consistorie gebracht en daar opengebroken.
Niemand had toestemming de kerk door middel van verbreking te betreden.
(Uit de gids voor de rechtelijke macht blijkt dat Wilsum is gelegen in de gemeente Kampen)
11. Het proces-verbaal betreffende uitvoeren geuridentificatieproef (dossierpagina 109-111), proces-verbaalnr. 24.12.02.11.04.PAUMAR in de wettelijke vorm opgemaakt, gesloten en ondertekend op 24 december 2002 door [verbalisant 2] en [verbalisant 3], werkzaam bij de technische recherche van regiopolitie Noord en Oost Gelderland, voor zover inhoudende als relaas van bevindingen en verrichtingen van de verbalisanten voornoemd, of een van hen, zakelijk weergegeven:
Betreft: uitvoeren geuridentificatieproef, inzake diefstal cq poging diefstal uit kerk gepleegd te Wilsum, Dorpsweg 104, tussen 11/13 november 2002.
Controle voorwerp : plastic strip
Corpus delicti : twee hangslotjes en een kiezelsteen, veiliggesteld op 13 november 2002 door [verbalisant 15],, technisch rechercheur te lJsselland.
Op 24 december 2002, omstreeks 11.04 uur, werd door mij, [verbalisant 3], speurhondengeleider, tevens brigadier van politie, werkzaam bij de technische recherche van de regiopolitie IJsselland, een geuridentificatieproef uitgevoerd met de speurhond Barry.
Gezien het gedrag en de werkwijze van Barry bleek mij, [verbalisant 3], dat Barry geurovereenkomst waarnam tussen, het corpus delicti (twee hangslotjes en een kiezelsteen), en de geurdragers welke waren vastgehouden door de verdachte: [aanvrager], geboren op [geboortedatum] 1968 te [geboorteplaats].
De geuridentificatieproef is uitgevoerd volgens de voorschriften, genoemd in supplement 2 van het Keuringsregelement Politiespeurhond menselijke geur (sept 1997).
Ten aanzien van het onder 4 telastgelegde
12. Het in de wettelijke vorm door [verbalisant 16], brigadier van politie regio IJsselland, opgemaakt proces-verbaal van 13 november 2002, houdt in als verklaring van [betrokkene 3] (bladzijde 124) zakelijk weergegeven -:
Ik ben lid van de Hervormde Kerkvoogdij gevestigd te Wilsum en als zodanig bevoegd aangifte te doen.
Tussen 11 november 2002 te 17.00 uur en 12 november 2002 te 19.00 uur is de kanselbijbel, een grote Statenbijbel, van de kansel gehaald en voor de achterdeur van de kerk aan de binnenzijde achtergelaten op de grond.
Achterin de kerk hangt een afgesloten vitrinekastje met met zes oude bijbels. Het kastje is opengebroken en twee bijbels zijn geopend.
De dader is binnengekomen door een grijze vuilniscontainer voor het achterra[a]mpje van de consistorie te zetten, dit raampje in te slaan, waarna een gat ontstond.
Het weggenomen goed behoort geheel in eigendom toe aan de Hervormde kerkvoogdij te Wilsum. Niemand had het recht of de toestemming het goed weg te nemen noch om dit te doen door middel van braak en inklimming.
(Uit de gids voor de rechtelijke macht blijkt dat Wilsum is gelegen in de gemeente Kampen)
13, Het proces-verbaal betreffende veiligstellen van sorteermateriaal (dossierpagina 131), op ambtseed opgemaakt, gesloten en ondertekend op 14 november 2002 door [verbalisant 15], brigadier van politie regio lJsselland, voor zover inhoudende als relaas van bevindingen en verrichtingen van de verbalisant voornoemd, zakelijk weergegeven:
Op 13 november 2002, heb ik een onderzoek ingesteld in/nabij perceel Dorpsweg 15 te Wilsum in verband met diefstal vanuit de in dat pand gevestigde kerk tussen 11 november 2002 te 17.00 uur en 12 november 2002 te 16.00 uur.
Tijdens dit onderzoek heb ik de volgende goederen [op] de voorgeschreven wijze veiliggesteld:
Een stukje lood van de binnenzijde van het inklimraam en twee geurdoeken van twee bijbelsluitingen, aangetroffen in een vitrinekast.
14. Het proces-verbaal betreffende uitvoeren geuridentificatieproef (dossierpagina 127-129), proces-verbaalnr. 07.01.03.15.40.PAUMAR in de wettelijke vorm opgemaakt, gesloten en ondertekend op 7 januari 2003 door [verbalisant 3] en [verbalisant 17], werkzaam bij de technische recherche van regiopolitie lJsselland, voor zover inhoudende als relaas van bevindingen en verrichtingen van de verbalisanten voornoemd, of een van hen, zakelijk weergegeven:
Betreft: uitvoeren geuridentificatieproef, inzake diefstal cq poging diefstal uit kerk gepleegd te Wilsum, Dorpsweg 15, tussen 11/12 november 2002.
Controle voorwerp: geurdoek
Corpus delicti : stukje lood en geurmonsters van twee bijbelsluitingen, veiliggesteld op 13 november 2002 door [verbalisant 15], technisch rechercheur te lJsselland.
Op 7 januari 2003, omstreeks 15.40 uur, werd door mij, [verbalisant 3], speurhondengeleider, tevens brigadier van politie, werkzaam bij de technische recherche van de regiopolitie lJsselland, een geuridentificatieproef uitgevoerd met de speurhond Barry.
Gezien het gedrag en de werkwijze van Barry bleek mij, [verbalisant 3], dat Barry geurovereenkomst waarnam tussen, het corpus delicti (stukje lood en twee bijbelsluitingen), en de geurdragers welke waren vastgehouden door de verdachte: [aanvrager], geboren op [geboortedatum] 1968 te [geboorteplaats].
De geuridentificatieproef is uitgevoerd volgens de voorschriften, genoemd in supplement 2 van bet Keuringsregelement Politiespeurhond menselijke geur (sept 1997).
Ten aanzien van het onder 5 telastgelegde
15. Het op ambtseed door [verbalisant 18], agent van politie regio lJsselland, opgemaakt procesverbaal van 12 november 2002, houdt in als verklaring van [betrokkene 4] (bladzijde 140) - zakelijk weergegeven
Ik ben werkzaam als administrateur voor de Bovenkerk, gevestigd aan de Koornmarkt te Kampen en ben bevoegd aangifte te doen.
Op 11 november 2002 was er tot ongeveer 21.00 uur catechisatie in de kerk. Vanmorgen, 12 november 2002 werd ik om 8.15 uur gebeld door [betrokkene 5] die de kerk aan het schoonmaken was. Hij vertelde dat bij het binnenkomen van de kerk hij een deur dicht hoorde slaan. Hij is toen de kerk ingegaan en zag hij de kansel Bijbel l[i]ggen op een ongewone plaats. Hij is toen naar de keuken gegaan en zag dat een raam dat door een baksteen kapot gemaakt was. Er worden geen goederen vermist,
Niemand had het recht of de toestemming het goed geheel in eigendom toebehorende aan de Bovenkerk weg te nemen noch om dit te doen door middel van braak.
16. Het proces-verbaal betreffende veiligstellen van sorteermateriaal (dossierpagina 147), op ambtseed opgemaakt, gesloten en ondertekend op 12 november 2002 door [verbalisant 19], hoofdagent van politie regio lJsselland, voor zover inhoudende als relaas van bevindingen en verrichtingen van de verbalisant voornoemd, zakelijk weergegeven:
Op 12 november 2002, heb ik een onderzoek ingesteld in/nabij perceel Koornmarkt te Kampen in verband met een inbraak in de Boevenkerk tussen 11 november 2002 te 23.00 uur en 12 november 2002 te 06.30 uur.
Tijdens dit onderzoek heb ik de volgende goederen op de voorgeschreven wijze veiliggesteld, te weten: een geurdoek van een stuk tegel, aangetroffen nabij een ingeslagen raam.
17. Het proces-verbaal betreffende uitvoeren geuridentificatieproef (dossierpagina 143-145), proces-verbaalnr. 11.01.03.1 0.20.JACSMI in de wettelijke vorm opgemaakt, gesloten en ondertekend op 11 januari 2003 door [verbalisant 12], [verbalisant 17] en [verbalisant 3], werkzaam bij de technische recherche van regiopolitie Noord en Oost Gelderland, voor zover inhoudende als relaas van bevindingen en verrichtingen van de verbalisanten voornoemd, of een van hen, zakelijk weergegeven:
Betreft: uitvoeren geuridentificatieproef, inzake inbraak kerk gepleegd te Kampen, Koornmarkt op 11/12 november 2002.
Controle voorwerp : geurdoek
Corpus delicti : geurdoek stuk tegel 02.165668, veiliggesteld op 12 november 2002 door [verbalisant 19], technisch rechercheur te lJsselland.
Op 11 januari 2003, omstreeks 10.20 uur, werd door mij, [verbalisant 12], speurhondengeleider, tevens brigadier van politie, werkzaam bij de technische recherche van de regiopolitie Twente, een geuridentificatieproef uitgevoerd met de speurhond Rex.
Gezien het gedrag en de werkwijze van Rex bleek mij, [verbalisant 12], dat Rex geurovereenkomst waarnam tussen, het corpus delicti (geurdoek stuk tegel 02.165668), en de geurdragers welke waren vastgehouden door de verdachte: [aanvrager], geboren op [geboortedatum] 1968 te [geboorteplaats].
De geuridentificatieproef is uitgevoerd volgens de voorschriften, genoemd in supplement 2 van het Keuringsregelement Politiespeurhond menselijke geur (sept 1997).
Ten aanzien van het onder 6 teIastgelegde
18. Het in de wettelijke vorm door [verbalisant 20] en [verbalisant 21], beiden agent van politie, opgemaakt proces-verbaal van 15 november 2002, houdt in als verklaring van [betrokkene 6] (bladzijde 149) - zakelijk weergegeven:
Op 15 november 2002, omstreeks 11.30 uur, liep ik de kerk aan de Kerkstraat 19 te Veessen binnen. Ik zag dat er in het achterkamertje een raam vernield was. Tevens zag ik dat in deze kamer een deur open stond van een kast. De kast had ik de vorige dag nog dichtgedaan. In de voorzijde van de kerk zag ik een bijbel op de grond liggen. De bijbel ligt normaal op de kansel, maar nu heeft iemand de bijbel dus verplaatst.
In de ontvangsthal van de kerk zag ik de deur van de meterkast openstaan en tevens lag er naast de bijbel een opengebroken collectebusje. Hier zat wat kleingeld in en wat plastic muntjes welke de leden kunnen doneren.
Niemand had het recht of de toestemming het goed geheel in eigendom toebehorende aan de kerk weg te nemen noch om dit te doen door middel van braak.
(Uit de gids voor de rechtelijke macht blijkt dat Veessen is gelegen in de gemeente Heerde)
19. Het proces-verbaal betreffende veiligstellen van sorteermateriaal (dossierpagina 156), mutatienr. PL061 8/02-335905, op ambtseed opgemaakt, gesloten en ondertekend op 16 november 2002 door [verbalisant 22], technisch rechercheur van politie Noord- en Oost Gelderland, voor zover inhoudende als relaas van bevindingen en verrichtingen van de verbalisant voornoemd, zakelijk weergegeven:
Op 15 november 2002, heb ik een onderzoek ingesteld te Veessen, Kerkstraat 19, naar aanleiding van een melding van diefstal tussen 14 november 2002 te 22.00 uur en 15 november 2002 te 11.30 uur.
Tijdens dit onderzoek heb ik de volgende goederen de voorgeschreven wijze geurdoeken aangebracht op de door de dader afgebroken strookjes lood van het glas in lood raam, aangetroffen onder het inklimraam.
Ik stelde de geurdoek veilig in een glazen pot, welke ik met een schroefdeksel afsloot. Ik voorzag de pot van de noodzakelijke gegevens.
20. Het op ambtseed door [verbalisant 22], technisch-rechercheur van politie Noord- en Oost Gelderland, opgemaakt proces-verbaal van 16 november 2002, houdt in als relaas van verbalisant (bladzijde 164) -zakelijk weergegeven -:
Op 15 november 2002 is een sporenonderzoek ingesteld in de kerk aan de Kerkstraat 19 te Veessen, naar aanleiding van een diefstal tussen 14 november 22.00 uur en 15 november 2002 te 11.30 uur. Benadeelde is de Nederlands Hervormde Kerk Veessen.
Aan de achterzijde van de kerk stond een metalen vuilnisbak. Deze werd door de dader aan de zijkant onder een raam gezet. De dader brak een stuk van de plexiglas voorzetruit weg en hierna werd een gat gemaakt in het hierachter liggende glas in lood raam. Er ontstond een gat met de afmetingen van 31 x 42 cm. Door dit raam is de dader naar binnen geklommen. In de kerk werd de kanselbijbel weggehaald. Deze werd aangetroffen in de hal van de kerk. De bijbel lag hier open bij het bijbelboek Jeremia.
In de hal van de kerk werd een houten collectebusje open gebroken.
21. Het in de wettelijke vorm door [verbalisant 23], hoofdagent van politie District Achterhoek, opgemaakte aanvullende proces-verbaal van 5 maart 2003, houdt in als relaas van verbalisant -zakelijk weergegeven -:
Op 4 maart 2003 heb ik telefonisch contact opgenomen met [betrokkene 6]. Op mijn vraag of er naar aanleiding van de inbraak in de kerk, kerkstraat 19 te Veessen, nog goederen vermist waren, vertelde hij het volgende:
In eerste instantie vermisten wij drie tinnen schaaltjes. De schaaltjes werden enige tijd later bij werkzaamheden in de tuin aangetroffen onder een struik. Na de inbraak bleek dat er ook nog twee zilveren bokalen waren weggenomen uit de kerk. Ik wil de vermissing van deze goederen toevoegen aan de aangifte die ik heb gedaan namens de kerk.
22. Het proces-verbaal betreffende uitvoeren geuridentificatieproef (dossierpagina 7152 -154), proces-verbaalnr. 7.01.03.15.00.JANSCH, in de wettelijke vorm opgemaakt, gesloten en ondertekend op 7 januari 2003 door [verbalisant 2], [verbalisant 17] en [verbalisant 3], werkzaam bij de technische recherche van regiopolitie Noord en Oost Gelderland, voor zover inhoudende als relaas van bevindingen en verrichtingen van de verbalisanten voornoemd, of een van hen, zakelijk weergegeven:
Betreft: uitvoeren geuridentificatieproef, inzake diefstal door middel van braak, gepleegd te Veessen, Kerkstraat 19 tussen 14/15 november 2002
Controle voorwerp: pvc
Corpus delicti : afgebogen stukjes lood van glas in loodraam, veiliggesteld op 15 november 2002 door [verbalisant 22], technisch rechercheur te Noord- en Oost Gelderland.
Op 7 januari 2003, omstreeks 15.00 uur, werd door mij, [verbalisant 2], speurhondengeleider, tevens brigadier van politie, werkzaam bij de technische recherche van de regiopolitie Noord en Oost Gelderland, een geuridentificatieproef uitgevoerd met de speurhond Max.
Gezien het gedrag en de werkwijze van Max bleek mij, [verbalisant 2], dat Max geurovereenkomst waarnam tussen, het corpus delicti (geurmonster afgebogen stukjes lood van glas in Ioodraam), en de geurdragers welke waren vastgehouden door de verdachte: [aanvrager], geboren op [geboortedatum] 1968 te [geboorteplaats].
De geuridentificatieproef is uitgevoerd volgens de voorschriften, genoemd in supplement 2 van het Keuringsregelement Politiespeurhond menselijke geur (sept 1997).
Ten aanzien van de feiten 3, 4 en 6 voorts:
23. Het op ambtseed door [verbalisant 4], hoofdagent van politie, sp[o]rencoördinator van het Bureau Technische Ondersteuning, regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, opgemaakt procesverbaal van 4 februari 2003, houdt in als relaas van verbalisant (bladzijde 34- 39) -zakelijk weergegeven-:
Op 23 december 2002 stelde ik een onderzoek in in verband met de aanhouding op 19 december 2002 van [aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1968. In verband met een toenem[e]nd aantal inbraken in kerken in de politieregio Noo[r]d- en Oost Gelderland in 2002 werd door de afdeling sporencoördinatie specifiek aandacht aan dit fenomeen besteed.
Bij een analyse van de ger[egi]streerde gegevens in het Bedrijfs Processen Systeem (BPS) van deze politieregio bleek dat qua modus operandi zeker 90% van deze feiten opvallende overeenkomsten vertoonden:
- alleen niet rooms-katholieke kerken;
- binnenkomst via een klein raampje van vaak maar 30 x 40 cm
- buit alleen kleine geldbedragen uit geforceerde collectebussen e.d.
- statenbijbels werden ingezien en/of verlegd, doch niet weggenomen;
- vaak serie feiten in dezelfde nacht in dezelfde plaats of plaatsen in de omgeving met overeenkomende modus operandi.
Uit verkregen informatie van een groot aantal andere politieregio's in Nederland bleek dat ook daar kerkinbraken werden gepleegd met voornoemde bijzondere modus operandi. Blijkens de dienst justitiële Inrichtingen van het Ministerie van Justitie was [aanvrager] voornoemd gedetineerd in de periode 29 december 2001 tot 5 februari 2002 en in de periode 10 juni 2002 tot 13 augustus 2002.
In een schematische weergave van de bekend geworden landelijke kerkinbraken met voornoemde modus operandi in de eerste helft van het jaar 2002 blijkt in ieder geval dat 56 van deze feiten werden gepleegd tussen 16 februari 2002 en 20 mei 2002.
Uit de beschikbare gegevens is niet gebleken dat in de periode dat voornoemde [aanvrager] in 2002 was gedetineerd kerkinbraken met voornoemde modus operandi werden gepleegd. Voorzover bekend zijn sinds de aanhouding van [aanvrager] op 19 december 2002 kerkinbraken met deze modus operandi niet meer gepleegd.
Door interregionale sporenuitwisseling bleek dat het profiel van de zolen van zaken in de regio Hollands-Midden, sterke overeenkomsten vertoonde met een schoenspoor, veiliggesteld bij een kerkinbraak in de politieregio Nood- en Oost Gelderland. Dit betreft het feit:
-PL0618/02-335905, inbraak in een kerk te Veesen, gem. Heerde in de nacht van 14 november op 15 november 2002.
Eveneens bleek dat het profiel van deze zolen sterke overeenkomsten vertoonde met schoensporen, veiliggesteld bij twee kerkinbraken in de politieregio lJsselland. Dit betreft de feiten:
1- PLO500/02-166626, inbraak in een kerk te Wilsum gepleegd in de nacht van 13 november op 14 november 2002;
2- PLO500/02-166592, inbraak in een kerk te Wilsum, gepleegd in de nacht van 13 november op 14 november 2002;
Op grond van vorenstaande bevindingen en op grond van overeenkomende modus operandi in combinatie met plaats en datum heb ik, verbalisant, op 12 december 2002 een interregionale koppeling van 18 kerkinbraken gemaakt.
Op 20 december 2002 werd in de woning van de inmiddels aangehouden verdachte [aanvrager] een paar schoenen, merk Celtics, maat 44, inbeslaggenomen.
Op 23 december 2002 kreeg ik, verbalisant, uit handen van [verbalisant 23], hoofdagentrechercheur van politie district Achterhoek deze inbeslaggenomen schoenen.
Ik zag dat het profiel van deze schoenen sterke gelijkenis vertoonde met het profiel van de zool van aangetroffen schoensporen, vermeld in eerder genoemde interregionale koppeling van zaken.
Bij verder onderzoek bleek mij, verbalisant, het volgende:
-Bij raadpleging in het landelijk schoensporen referentiebestand, dat gebruikt wordt door de alle sporencoördinatoren en een collectie van 1801 verschillende schoenafdrukken bevat, bleek mij dat het profiel van de zool van de inbeslaggenomen schoenen hierin onbekend is;
-Bij vergelijking met het geautomatiseerde schoensporenbestand van de regio Noord- en Oost Gelderland (TRIS) in de periode 2000-2002, waarin 1821 schoensporen zijn opgenomen, zag ik geen spoor, anders dan het eerder vermelde spoor betreffende de kerkinbraak te Veessen, dat overeenkomsten vertoonde met het profiel van de zool van de inbeslaggenomen Celtics schoenen;
-Uit informatie van de sporencoördinator van de politieregio lJsselland bleek mij dat in deze regio in eenzelfde soort geautomatiseerd schoensporen bestand, gedurende ongeveer dezelfde penode, waarin ongeveer 2072 schoensporen zijn opgenomen, dat hierin geen spoor, anders dan de eerder vermelde sporen betreffende de twee kerkinbraken te Wilsum, voor komt dat overeenkomsten vertoont met het profiel van de zool van de inbeslaggenomen Celtics schoenen;
-uit informatie van de sporencoördinator van de politieregio Hollands-Midden bleek mij dat in deze regio in eenzelfde soort geautomatiseerd schoensporen bestand, gedurende de periode 01-01-02 tot 23-12-02, in totaal 1066 schoensporen zijn opgenomen, en dat hierin geen spoor, anders dan de eerder vermelde sporen betreffende de vijf kerkinbraken te Voorhout, Zoeterwoude dorp, Oegstgeest, Noordwijk en Rijnsburg, voor komt dat overeenkomsten(4)
24. Het op ambtseed door [verbalisant 5], inspecteur van politie, deskundige A "Schoen- en Bandsporen", werkzaam als materiedeskundige bij de afdeling technische recherche van de politie Hollands Midden, opgemaakt proces-verbaal van 24 december 2002, (bladzijden 45 tot en met 51) houdt in -zakelijk weergegeven-:
Op 23 december 2002 ontving ik via [verbalisant 4], sporencoördinator, werkzaam bij het bureau Technische Ondersteuning van de politieregio Noord- en Oost Gelderland, onder andere:
een paar schoenen, merk "Celtics", maat 44, kleur zwart, afkomstig van de verdachte [aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1968, (door mij gewaarmerkt [Al); twee folies met afgenomen schoenafdruksporen, die op 13 november 2002 werden veiliggesteld bij het sporenonderzoek naar aanleiding van een diefstal door middel van braak in een kerk te Wilsurn, zaaknummer PL04/02-166592 (door mij genummerd [1] en [2]). Twee gipsafvormingen van schoenindruksporen, die werden veiliggesteld bij het sporenonderzoek naar aanleiding van een diefstal in een kerk te Wilsum, zaaknummer PL04/02-166626, spoornummers SVO 01 en SVO 02 (door mij genummerd [3] en [4]) een gipsafvorming van schoenindrukspoor, dat op 15 november 2002 werd veiliggesteld bij het sporenonderzoek naar aanleiding van een diefstal in een kerk te Veessen, zaaknummer PL061 8/02-335905, (door mij genummerd [5]).
Verzocht werd te onderzoeken of de afgevormde schoenzoolsporen [1] tot en met [5] zijn veroorzaakt met één van de schoenen [A] en of in het schoenzoolsporenbestand van de Technische Recherche Hollands Midden sporen voorkomen die zijn veroorzaakt met de schoenen [A].
Op 23 december 2002 stelde ik een vergelijkend schoensporenonderzoek in, waarbij het volgende is waargenomen, verricht en bevonden.
De op folie afgenomen schoenzoolsporen zijn gefotografeerd en op ware grootte geprint. Spoornummers [1] en [2] betreffen foto's van een folie. De foto's tonen een afdruk van een gedeelte van een linkerschoenzool op ware grootte met een profilering bestaande uit ovaalvormige noppen.
Het schoenzoolspoor [1] heeft een lengte van circa 160 mm en een breedte van circa 100 mm. Het schoenzoolspoor [2] heeft een lengte van circa 130 mm en een breedte van circa 100 mm.
Spoornummers [3] en [4] betreffen gipsafvormingen van indruksporen. De gipsafvorming [3] toont een indruk van een rechterschoenzool. De gipsafvorming [4] toont een indruk van een Iinkerschoenzool.
De schoenzoolsporen [3] en [4] hebben een lengte van circa 310 mm en een breedte van circa 120 mm.
De profilering bestaat uit ovaalvormige noppen en is soortgelijk is aan de profilering van de zolen van de schoenen [A].
Schoenzoolspoor [5] betreft een gipsafvorming van een indrukspoor. De gipsafvorming [5] toont een gedeelte van een schoenzoolindruk op ware grootte met een profilering bestaande uit ovaalvormige noppen. De profilering is soortgelijk aan de profilering van de zolen van de schoenen [A].
Het schoenzoolspoor [5] heeft een Iengte van circa 110 mm en een breedte van circa 90 mm."
8. Ik begin met feit 1. Afgezien van het resultaat van de geurproef wordt de verdachte door een ander zelfstandig bewijsmiddel bij deze zaak gebracht, de fotoconfrontatie, inhoudende dat de veroordeelde door getuige Siebelink "stellig" is herkend als de persoon, die nadat de getuige uit de richting van de kerk twee doffe klappen en glasgerinkel had gehoord, uit de richting van de kerk kwam fietsen en tien minuten daarna weer naar de kerk ging. Daarom is het niet aannemelijk dat zonder de uitkomst van de geuridentificatieproef de feitenrechter op grond van het beschikbare bewijsmateriaal niet tot een bewezenverklaring zou zijn gekomen, en levert de onbruikbaarheid van het resultaat van de geurproef geen ernstig vermoeden op dat de rechter de aanvrager ter zake zou hebben vrijgesproken als hij het resultaat van de geurproef niet voor het bewijs had kunnen gebruiken.
9. Anders dan bij feit 1 is er bij de feiten 2 tot en met 6 afgezien van het resultaat van de geurproef geen enkel bewijsmiddel dat de verdachte bij de zaak brengt. Hij is niet ter plaatse gesignaleerd noch is bij hem een van diefstal afkomstig voorwerp aangetroffen.(5) Daarom is het aannemelijk dat zonder de uitkomst van de geuridentificatieproef de feitenrechter op grond van het beschikbare bewijsmateriaal niet tot een bewezenverklaring zou zijn gekomen, en levert de onbruikbaarheid van het resultaat van de geurproef een ernstig vermoeden op dat de rechter de aanvrager ter zake zou hebben vrijgesproken als hij het resultaat van de geurproef niet voor het bewijs had kunnen gebruiken.
10. Aan het voorgaande doet niet af dat in alle gevallen van een overeenkomstige werkwijze sprake was. Niet alleen heeft het Hof die werkwijze ten aanzien van feit 1 niet nauwkeurig vastgesteld(6), die overeenkomst kan een aanwijzing opleveren van verdachtes daderschap maar dat deze verdachtes daderschap kan bewijzen is daarmee nog niet gezegd. Dat zelfde geldt voor de overeenkomst in de ten aanzien van de feiten 3, 4 en 6 aangetroffen schoensporen. Daarvan overweegt het Hof immers dat niet is kunnen worden vastgesteld dat deze sporen van verdachtes schoenen afkomstig waren. Voorts verdient vermelding dat ten aanzien van de feiten 2 tot en met 6 wel is vastgesteld dat de bijbels in de kerken waar was ingebroken, waren verplaatst en/of opengelegd, maar ten aanzien van feit 1, waarbij buiten het resultaat van de geurproef wel een zelfstandig bewijsmiddel van verdachtes betrokkenheid aanwezig is, kennelijk niet.
11. Met betrekking tot de bewijsoverweging van het Hof merk ik nog op dat het resultaat van de geurproeven daarin het dragende element vormt. Voorts geldt dat bij eliminering van het resultaat van de geurproeven voor het bewijs niet meer kan worden gezegd dat de bewijsmiddelen elkaar onderling versterken, omdat alleen ten aanzien van feit 1 een zelfstandig bewijsmiddel van verdachtes betrokkenheid overblijft en uit die betrokkenheid op grond van overeenkomstige modus operandi en - voor wat betreft de feiten 3, 4 en 6 - de schoensporen tot verdachtes daderschap van de overige feiten zou moeten worden gekomen.
12. Deze conclusie strekt ertoe dat de Hoge Raad de aanvraag ongegrond zal verklaren voor zover die betrekking heeft op het onder 1 bewezenverklaarde, de aanvraag gegrond zal verklaren voor zover die betrekking heeft op het onder 2 tot en met 6 bewezenverklaarde en de zaak zal verwijzen naar een gerechtshof dat daarvan nog geen kennis heeft genomen, opdat de zaak in zoverre op de voet van art. 467 Sv opnieuw zal worden behandeld en afgedaan.(7)
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
1 Zie voor een overzicht van de desbetreffende regelgeving HR 22 april 2008, LJN BC9637.
2 Vgl. naast het in de voorgaande voetnoot genoemde arrest onder meer HR 10 juni 2008, LJN BD3443.
3 Bij het Hof had de verdediging kort gezegd aangevoerd dat geuridentificatieproeven onvoldoende betrouwbaar zijn.
4 Hier is kennelijk enige tekst weggevallen.
5 Van dergelijke omstandigheden was wel sprake in HR 22 april 2008, LJN BC8789 (ter plaatse van het misdrijf aangetroffen), HR 10 juni 2008, LJN BD3427 (herkenning en nog meer), BD3432 (signalement, aangetroffen goederen) en BD3411 (diverse omstandigheden).
6 Zie voor het belang hiervan HR 15 januari 2008, NJ 2008, 61.
7 Er lijkt geen aanleiding om, al dan niet voor zover nodig, opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van het arrest te bevelen, aangezien in de aanvraag wordt opgemerkt dat de aanvrager de opgelegde straf inmiddels geheel heeft uitgezeten.
Uitspraak
11 november 2008
Strafkamer
nr. 08/01789 Hs
SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvrage tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 7 mei 2004, nummer 21/003271-03, ingediend door mr. W.J.W.K. Suijkerbuijk, advocaat te Terneuzen, namens:
[aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1968, wonende te [woonplaats].
1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
Het Hof heeft de aanvrager - met vernietiging van een vonnis van de Rechtbank te Zutphen van 24 juni 2003 - ter zake van 1, 2 en 6 telkens "diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en inklimming", 3 "poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en verbreking", 4 "poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en inklimming" en 5 "poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en inklimming", veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden.
2. De aanvrage tot herziening
2.1. De aanvrage tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2.2. De aanvrage berust op de stelling dat sprake is van een omstandigheid als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder 2°, Sv. De aanvrager voert daartoe aan dat zijn zaak destijds niet tot een veroordeling, althans niet voor elk van de tenlastegelegde feiten, zou hebben geleid, indien de rechter bekend zou zijn geweest met de omstandigheid dat sprake is van gerede twijfel aan de betrouwbaarheid en wijze van uitvoering van de geuridentificatieproeven.
3. De conclusie van de Advocaat-Generaal
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de aanvrage kennelijk ongegrond zal verklaren voor zover deze betrekking heeft op feit 1 en voorts dat de Hoge Raad de aanvrage gegrond zal verklaren voor zover zij betrekking heeft op de feiten 2 tot en met 6, en de zaak zal verwijzen naar een gerechtshof dat nog niet over de zaak heeft geoordeeld, opdat de zaak op voet van art. 467, eerste lid, Sv opnieuw zal worden behandeld en afgedaan.
4. Achtergrond van de aanvrage
Aan de aanvrage is gehecht een brief van mei 2007 van het Arrondissementsparket Zwolle-Lelystad gericht aan de aanvrager. In deze brief is de aanvrager een mededeling gedaan omtrent mogelijk onjuist uitgevoerde geuridentificatieproeven in de periode van september 1997 tot en met maart 2006 door de geurhondendienst Noord- en Oost-Gelderland. In deze periode zou de speurhondengeleider tijdens het afnemen van de geuridentificatieproef regelmatig, in afwijking van het vastgestelde protocol, vooraf op de hoogte zijn geweest van de sorteervolgorde van de geurbuisjes. Volgens het openbaar ministerie zou ook in de zaak van de aanvrager gebruik zijn gemaakt van een dergelijke geuridentificatieproef. De onderhavige aanvrage is naar aanleiding van deze mededeling ingediend.
5. Aan de beoordeling van de aanvrage voorafgaande beschouwing
5.1. De Hoge Raad heeft eerder geoordeeld dat in de gevallen waarin in de periode van september 1997 tot en met maart 2006 een geuridentificatieproef door de geurhondendienst Noord- en Oost-Gelderland in de desbetreffende strafzaak is uitgevoerd, dit onderzoek - behoudens concrete aanwijzingen van het tegendeel - moet worden geacht te hebben plaatsgevonden in strijd met het voorschrift dat de hondengeleider de volgorde van de geurdragers niet kent, hetgeen met zich brengt dat ervan moet worden uitgegaan dat het resultaat van die geuridentificatieproef in die gevallen niet als voldoende betrouwbaar kan gelden en dat aldus moet worden aangenomen dat het resultaat van de geuridentificatieproef niet zou zijn gebruikt voor het bewijs indien de rechter met de opgetreden onregelmatigheid bekend was geweest (vgl. HR 22 april 2008, LJN BC 8789).
5.2. Als grondslag voor een herziening kunnen, voor zover hier van belang, krachtens het eerste lid, aanhef en onder 2° van art. 457 Sv slechts dienen een of meer door een opgave van bewijsmiddelen gestaafde omstandigheden van feitelijke aard die bij het onderzoek op de terechtzitting niet zijn gebleken en die het ernstig vermoeden wekken dat, waren zij bekend geweest, het onderzoek der zaak zou hebben geleid hetzij tot vrijspraak van de veroordeelde, hetzij tot ontslag van rechtsvervolging, hetzij tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot toepasselijkverklaring van een minder zware strafbepaling. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat onder een "minder zware strafbepaling" in de zin van art. 457, eerste lid aanhef en onder 2°, Sv moet worden verstaan een strafbepaling die een minder zware straf bedreigt. Daaronder wordt niet verstaan de oplegging door de rechter van een andere (minder zware) sanctie.
5.3. Ingeval het resultaat van een onregelmatige geuridentificatieproef voor het bewijs van het desbetreffende tenlastegelegde feit is gebezigd en het niet aannemelijk is dat zonder deze uitkomst van de geuridentificatieproef de feitenrechter op grond van het beschikbare bewijsmateriaal tot een bewezenverklaring zou zijn gekomen, levert dat een ernstig vermoeden op dat de rechter de aanvrager terzake zou hebben vrijgesproken. In dat geval is derhalve sprake van een omstandigheid als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder 2°, Sv.
6. Beoordeling van de aanvrage
6.1. Ten laste van de aanvrager is bij de uitspraak waarvan herziening wordt gevraagd onder 1 tot en met 6 bewezenverklaard dat:
"1.
hij op 29 oktober 2002 te Gaanderen, gemeente Doetichem, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een kerk(gebouw) heeft weggenomen een koektrommel, toebehorende aan de protestantse kerkgemeente, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en inklimming;
2.
hij op een tijdstip in de periode van 24 oktober 2002 tot en met 25 oktober 2002 in de gemeente Zelhem met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een kerk(gebouw) heeft weggenomen een hoeveelheid geld, toebehorende aan de Hervormde Gereformeerde Federatie, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en inklimming;
3.
hij op een tijdstip in de periode van 11 november 2002 tot en met 13 november 2002 te Wilsum, gemeente Kampen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een kerk(gebouw) weg te nemen een hoeveelheid geld en/of goederen, toebehorende aan de Gereformeerde kerk, en zich, daarbij de toegang tot de plaats des misdrijfs te verschaffen en die/dat weg te nemen goederen en/of geld onder zijn bereik te brengen door middel van braak en verbreking, van die kerk een raam heeft vernield en twee kasten heeft opengebroken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
hij op een tijdstip in de periode van 11 november 2002 tot en met 12 november 2002 te Wilsum, gemeente Kampen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een kerk(gebouw) weg te nemen een hoeveelheid geld en/of goederen, toebehorende aan de Hervormde kerkvoogdij, en zich daarbij de toegang tot de plaats des misdrijfs te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goederen en/of geld onder zijn bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, van die kerk een raam heeft ingeslagen, althans vernield en/of een vitrinekastje heeft opengebroken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
5.
hij op een tijdstip in de periode van 11 november 2002 tot en met 12 november 2002 in de gemeente Kampen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigeing uit een kerk(gebouw) weg te nemen een hoeveelheid geld en/of goederen, toebehorende aan de Bovenkerk, en zich daarbij de toegang tot de plaats des misdrijfs te verschaffen en die/dat weg te nemen goederen en/of geld onder zijn bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, van die kerk een raam met een baksteen heeft vernield, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
6.
hij op een tijdstip in de periode van 14 november 2002 tot en met 15 november 2002 te Veessen, gemeente Heerde, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een kerk(gebouw) heeft weggenomen een hoeveelheid geld en drie tinnen schaaltjes en twee zilveren bokalen, toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich daarbij de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming."
6.2.1. Het arrest bevat een aanvulling als bedoeld in art. 365a, tweede lid, Sv, waarin de bewijsmiddelen zijn opgenomen die het Hof heeft gebezigd. Kort aangeduid betreft het de volgende bewijsmiddelen.
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde
(i) Een proces-verbaal van aangifte, inhoudend dat op 29 oktober 2002 is ingebroken in het kerkgebouw van de Protestantse Gemeente te Gaanderen en dat is gebleken dat een koektrommel is weggenomen. (Proces-verbaal, doorgenummerde pagina's 56-59).
(ii) Een proces-verbaal van politie, dat als verklaring van de getuige [getuige 1] het volgende inhoudt. Op 29 oktober 2002 hoorde zij twee doffe klappen en glasgerinkel. Dit geluid kwam bij de Protestantse kerk vandaan. Zij zag dat een man vanachter de kerk kwam en wegfietste. Na ongeveer tien minuten ging deze man weer terug naar de kerk. Zij heeft van hem een gedetailleerd signalement gegeven. (Proces-verbaal, doorgenummerde pagina's 67-68).
(iii) Het proces-verbaal betreffende de fotoconfrontatie, dat als relaas van de verbalisant [verbalisant 1] het volgende inhoudt. Van de aan [getuige 1] getoonde fotoset heeft zij de persoon op foto nr. 4 herkend als de persoon over wie zij in haar verklaring had gesproken. De getuige herkende de door haar aangewezen persoon duidelijk aan zijn onnozele gezichtsuitdrukking en de vorm van zijn gelaat. De getuige verklaarde er vrijwel zeker van te zijn dat dit de persoon was over wie zij in haar verklaring heeft gesproken. De persoon weergegeven op foto nr. 4 van de fotoconfrontatieset bleek de aanvrager te zijn. (Proces-verbaal, doorgenummerde pagina 69).
(iv) Het proces-verbaal betreffende het uitvoeren van een geuridentificatieproef, dat als relaas van de verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] inhoudt dat een geuridentificatieproef is uitgevoerd met de speurhond Max en dat deze een geurovereenkomst waarnam tussen het geurmonster van de in het kerkgebouw aangetroffen trui (proces-verbaal, doorgenummerde pagina 74), en de geurdragers welke waren vastgehouden door de aanvrager. (Proces-verbaal, doorgenummerde pagina's 70-72).
Ten aanzien van het onder 2 tot en met 6 tenlastegelegde
(i) De desbetreffende processen-verbaal van aangifte van (poging tot) inbraak in de kerkgebouwen en van relaas van bevindingen van het opsporingsonderzoek ter plaatse.
(ii) De resultaten van geuridentificatieproeven, waaruit bleek dat de verschillende speurhonden telkens een geurovereenkomst waarnamen tussen de geurmonsters van voorwerpen waarmee de dader in aanraking is geweest tijdens het betreden en/of doorzoeken van de kerkgebouwen en de geurdragers welke waren vastgehouden door de aanvrager.
Ten aanzien van het onder 3, 4 en 6 tenlastegelegde voorts
(iii) Het proces-verbaal van relaas van de verbalisant [verbalisant 4], inhoudende een analyse van geregistreerde gegevens in verband met een aantal inbraken in kerken in de politieregio Noord en Oost Gelderland in 2002. Daarin wordt onder meer gerelateerd dat de modus operandi van de onderhavige feiten opvallende overeenkomst vertoont met die van andere inbraken in kerkgebouwen in dezelfde plaatsen of in de omgeving daarvan en dat ter plaatse van de onderhavige inbraken aangetroffen schoensporen onderling sterke gelijkenis vertonen. (Proces-verbaal, doorgenummerde pagina's 34-39).
(iv) Het proces-verbaal van de verbalisant [verbalisant 5] betreffende een vergelijkend schoensporenonderzoek tussen het profiel van een onder de aanvrager inbeslaggenomen paar schoenen en bij de onderhavige feiten veiliggestelde schoenindruksporen (proces-verbaal, doorgenummerde pagina's 45-51).
6.2.2. Het Hof heeft in een nadere bewijsoverweging ten aanzien van de onder 1 tot en met 6 tenlastegelegde feiten voorts nog het volgende overwogen:
"Het Hof overweegt met betrekking tot de bewijsmiddelen dat deze elkaar onderling versterken (kettingbewijs), in het bijzonder om de volgende redenen. Het betreffen telkens (pogingen tot) inbraken in kerken of in een bij die kerken behorend gedeelte en wel binnen een (kort) tijdsbestek, te weten ongeveer 22 dagen, en geconcentreerd in een beperkt geografisch gebied. Ten aanzien van het tenlastegelegde onder 2. tot en met 6. zijn sterke aanwijzingen dat verdachte ten tijde van het plegen van de feiten ter plaatse is geweest. In deze gevallen zijn door de politie geuridentificatieproeven gehouden waarbij geconstateerd is, dat door drie verschillende honden, op vijf verschillende plaatsen -met vijf verschillende zogenaamde 'uitgangspunten'- telkens een geurovereenkomst met de door de verdachte vastgehouden geurdrager, werd waargenomen. Het hof acht het zeer onwaarschijnlijk - ondanks de mogelijke tekortkomingen, waarop de verdediging duidt, die aan een geuridentificatieproef op zich zouden kunnen kleven dat de bedoelde geurovereenkomsten bij louter toeval tot stand zijn gekomen. Bij het Hof had de verdediging kort gezegd aangevoerd dat geuridentificatieproeven onvoldoende betrouwbaar zijn.
Bij de feiten 2, 3 en 6 zijn bovendien telkens dezelfde schoensporen aangetroffen welke grote gelijkenis vertonen met de bij verdachte, direct na zijn aanhouding, in zijn woning aangetroffen sportschoenen. Daar doet niet aan af dat de sporencoördinator in zijn conclusie ten aanzien van het vergelijkend schoenspooronderzoek, (slechts) op grond van de hem dan ter beschikking staande schoenen, folies en gipsafvormingen van schoenindruksporen, bij gebrek aan voor identificatie geschikte kenmerken niet kan vaststellen dat de sporen daadwerkelijk door de bedoelde schoenen zijn veroorzaakt.
Ten aanzien van feit 1. geldt dat verdachte door een getuige stellig als de dader van de inbraak in de betreffende kerk te Gaanderen is herkend.
Voorts zijn, zoals blijkt uit de aangiften bij de feiten 2. tot en met 6., telkens in de respectieve kerken bijbels verplaatst en/of opengelegd, hetgeen voor deze feiten op een zelfde dader lijkt te duiden."
6.3. Voor het bewijs van het onder 1 tenlastegelegde feit is tevens het resultaat gebezigd van de desbetreffende geuridentificatieproef. In het onderhavige geval moet het ervoor worden gehouden dat het Hof ook zonder de uitkomst van deze onregelmatige geuridentificatieproef uit het andere bewijsmateriaal - in het bijzonder de herkenning van de aanvrager door de getuige - met voldoende mate van aannemelijkheid zou hebben afgeleid dat de aanvrager het onder 1 tenlastegelegde feit heeft gepleegd.
Dit betekent dat het hiervoor onder 5.3 bedoelde geval zich ten aanzien van dit feit niet voordoet, zodat in zoverre geen sprake is van een ernstig vermoeden dat het Hof de aanvrager van dat feit zou hebben vrijgesproken.
De aanvrage is in zoverre dus ongegrond en moet worden afgewezen.
6.4. Met betrekking tot het bewijs van de onder 2 tot en met 6 tenlastegelegde feiten is aannemelijk dat het Hof, mede gelet op de nadere bewijsoverweging, telkens in belangrijke mate aan de desbetreffende resultaten van de geuridentificatieproeven heeft ontleend dat de aanvrager in verband moet worden gebracht met deze strafbare feiten. In het onderhavige geval moet het daarom ervoor worden gehouden dat het Hof zonder de uitkomsten van de geuridentificatieproeven niet zou hebben geoordeeld dat het overige gebezigde bewijsmateriaal elkaar zodanig versterkt, dat daaruit de betrokkenheid van de aanvrager bij die inbraken met voldoende mate van aannemelijkheid volgt.
Dit betekent dat het hiervoor onder 5.3 bedoelde geval zich ten aanzien van deze feiten voordoet, zodat in zoverre sprake is van een ernstig vermoeden dat het Hof de aanvrager van die feiten zou hebben vrijgesproken.
6.5. Uit het vorenoverwogene volgt dat zich een omstandigheid voordoet als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder 2°, Sv, zodat de aanvrage, voor zover zij betrekking heeft op de onder 2 tot en met 6 bewezenverklaarde feiten, gegrond is en als volgt moet worden beslist.
7. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart de aanvrage tot herziening gegrond, doch uitsluitend voor zover zij betrekking heeft op de onder 2 tot en met 6 bewezenverklaarde feiten;
beveelt voor zover nodig de opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van voormeld arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 7 mei 2004;
verwijst de zaak naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, opdat de zaak in zoverre op de voet van art. 467, eerste lid, Sv opnieuw zal worden behandeld en afgedaan teneinde hetzij het gewijsde te handhaven, hetzij met vernietiging daarvan recht te doen en daarbij mede voor het overige feit of de overige feiten op de voet van art. 476, tweede lid, Sv de straf te bepalen;
wijst de aanvrage tot herziening voor het overige af.
Dit arrest is gewezen door de president G.J.M. Corstens als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en W.A.M. van Schendel, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.J. Verhoeven, en uitgesproken op 11 november 2008.